Niek Klazinga
03/07/2024
Personeel en Organisatie Kwaliteit Technologie en innovatie Ethiek en zingeving Zorgbeleid Algemene Ziekenhuizen Revalidatieziekenhuizen Woonzorg Geestelijke gezondheidszorg Eerste lijn

“Preventie is goed voor onze gezondheid en onze economie”

Interview Niek Klazinga

“Preventie is goed voor onze gezondheid en onze economie”

Niek Klazinga is hoogleraar Sociale Geneeskunde aan het AMC in Amsterdam. Hij werkt ook als onderzoeker en consultant voor de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling. “We moeten veel meer inzetten op preventie,” zegt professor Klazinga. “Zowel voor een betere gezondheidszorg als vanuit economisch perspectief.”

U volgt de ontwikkelingen in de gezondheidszorg al decennialang. Wat zijn voor u in vogelvlucht de belangrijkste evoluties? En wat zijn de uitdagingen voor de toekomst?

“Op een aantal terreinen hebben we duidelijk vooruitgang geboekt, op andere terreinen gaat het wat moeizamer. Als ik mijn studenten uitleg hoe een gezondheidssysteem zich ontwikkelt, dan noem ik drie aspecten, drie inputs.

De eerste input is de menskracht: je hebt artsen, verpleegkundigen en andere mensen nodig om dingen te doen. De laatste jaren hebben we de zaak nog redelijk overeind kunnen houden, maar ik voorzie op dat vlak voor de nabije toekomst een gigantisch probleem.

Ten tweede wordt de gezondheidszorg gestuurd door technologische ontwikkelingen. We zien op het gebied van diagnostiek en behandeling enorme innovaties. Zo hebben mensen na een hartinfarct een steeds grotere overlevingskans. Een gevolg is wel dat het aantal mensen met chronisch hartfalen toeneemt. Ook in de screening, diagnostiek en behandeling van kanker hebben we enorme stappen gezet. Dat deel van de technologie loopt dus goed. Als ik evenwel naar de digitalisering en het gebruik van data kijk, dan gaat de vooruitgang veeleer traag. Zowel in Nederland als in Vlaanderen kunnen we nog veel winst halen uit een meer coherente data-infrastructuur.

“De gezondheidszorg is een bedrijfstak met vrij hoge failure costs. We genezen veel wat we eigenlijk hadden kunnen voorkomen. We moeten vanuit economisch perspectief meer investeren in preventie”

Het derde aspect is de organisatie van de zorg. We evolueren van het klassieke model met het ziekenhuis als de plek waar mensen langdurig verblijven naar een integrale zorg gebaseerd op samenwerking en afstemming. Op dat pad moeten we voortwerken: de combinatie van korte, technologisch hoogstaande ingrepen in het ziekenhuis en de ondersteuning van mensen met een chronische ziekte met goede thuiszorg.

De grootste uitdagingen zijn het vinden van arbeidskrachten, het versnellen van de digitalisering en het data-verhaal, en de verdere stappen in de richting van een andere organisatie van de zorg.”

Voor het tekort aan arbeidskrachten is het al langer duidelijk dat er niet één zaligmakende oplossing bestaat. Hebt u daar uitgesproken ideeën over?

“Natuurlijk moeten we proberen meer mensen aan te trekken. Maar wie realistisch is, ziet in dat de arbeidsmarkt gewoon te krap is. Daarom zijn tegelijk andere ingrepen nodig, waaronder taaksubstitutie. Laat waar mogelijk taken van een arts of specialist over aan anderen. Draag waar mogelijk taken van verpleegkundigen over aan zorgkundigen en verzorgenden. We moeten daar echt werk van maken. Meer dwarsverbanden, meer flexibiliteit. Dat ligt moeilijk, want dan raak je aan de beroepen. Iedereen probeert zijn eigen beroep zo sterk mogelijk neer te zetten.”

Niek Klazinga
  
Zijn er landen waar dat al beter lukt dan in Vlaanderen?

“Het is zelden een zwart-witverhaal. Zowel in Vlaanderen als in Nederland is de beroepsstructuur nog sterk zelfregulerend. En een zelfregulerend systeem verander je niet zo gemakkelijk. Positief is wel dat tijdens de covidpandemie taaksubstitutie en flexibiliteit plots wel mogelijk bleken. Mensen namen andere taken op dan ze gewoon waren. Dermatologen staken een helpende hand toe op de afdeling longziekten. Iedereen toonde goede wil en motivatie. Maar na covid bleek er structureel weinig veranderd. Een oplossing is de creatie van nieuwe rollen: een doktersassistent, een tandartsassistent of gespecialiseerde verpleegkundigen zoals de diabetesverpleegkundige of de COPD-verpleegkundige. Dat zijn goede evoluties, maar we zullen een tandje moeten bijsteken om de tekorten af te wenden. Wat de digitalisering betreft, moet niet alleen de gezondheidszorg mee, maar ook burgers en patiënten. Er is vertrouwen nodig in de systemen, in digitale consulten, monitoring, het automatisch doorgeven van gegevens… Mensen moeten erop kunnen vertrouwen dat hun data goed gebruikt worden.”

Is dat het heikele punt als het gaat over data?

“In alle Europese landen is daarover discussie: ‘welke data kan en mag ik delen?’ Het technische verhaal staat op punt. Maar voor het optimaal aanwenden van beschikbare data zijn heldere afspraken nodig. Privacy is belangrijk en vertrouwen is daarbij cruciaal. Maar digitalisering is nodig om de zorg beter te maken én om de krapte op de arbeidsmarkt te ondervangen.”

Vertrouwen is nodig, maar tegelijk kunnen we er niet naast kijken: er worden de jongste tijd meer en meer bedrijven en overheden gehackt. Het risico is dus reëel. Moeten we dat risico erbij nemen?

“Dat denk ik. Cyberaanvallen moet je zo goed mogelijk vermijden. Maar het delen van je gegevens in de gezondheidszorg doe je voor jezelf. Zodat artsen en zorgverleners weten wat er met jou aan de hand is in noodsituaties. Maar je doet het ook voor anderen. Door je gegevens te delen, help je bijvoorbeeld om kankerbehandelingen te personaliseren. Dat lukt alleen als we gegevens van een grote massa patiënten aggregeren, zodat we kunnen differentiëren naar type patiënten. In Finland is er een wetgeving op het secundair datagebruik, zoals dat heet. Daar is dus kennelijk wel voldoende maatschappelijk draagvlak. In Nederland en Vlaanderen ligt dat moeilijker. Het heeft ook te maken met bewustwording. Welke data delen we niet allemaal op sociale media? Er bestaan systemen om de privacy van gezondheidsgegevens te beschermen. We moeten op een gegeven moment ook de politieke en bestuurlijke moed hebben om die stappen te zetten. En dat lukt alleen als je mensen kunt overtuigen. Als je via je mobiele telefoon je dagelijkse aantal stappen deelt, waarom zou je die dan niet delen in een gesloten systeem voor betere gezondheidszorg?”

De groeiende mogelijkheden van artificiële intelligentie maken data nog interessanter dan ze al waren?

“Dat klopt. Ik kan artificiële intelligentie alleen maar toepassen op de data die ik heb. Daar begint het mee. AI biedt veel mogelijkheden. Je kan vandaag al vragen aan ChatGPT wat je moet doen bij buikpijn. Maar ik kan zo’n systeem maar vertrouwen als het gebaseerd is op wetenschappelijk onderbouwde data. Anders wordt het zelfs gevaarlijk.”

“We leggen in onderzoeken vaak te veel de focus op wat misloopt. We moeten ook onderzoeken waarom het vaak goed gaat”

U werkte onlangs mee aan twee studies van de OESO: The economics of medication safety en The economics of patient safety. Wat waren de grote bevindingen?

“Die rapporten tonen aan dat patiëntveiligheid en medicatieveiligheid niet alleen de risico’s voor patiënten verminderen. Er is ook een duidelijk economisch belang. Soortgelijke rapporten zijn zelfs besproken op bijeenkomsten van de G20 om de economische gevolgen te laten zien. De gezondheidszorg is een bedrijfstak met vrij hoge failure costs. We genezen veel wat we eigenlijk hadden kunnen voorkomen. We moeten vanuit economisch perspectief meer investeren in preventie. We leggen in onderzoeken vaak te veel de focus op wat misloopt. We moeten ook onderzoeken waarom het vaak goed gaat. Welke rol speelt de veiligheidscultuur? Door daaraan aandacht te geven, maak je zorgmedewerkers meer bewust van de veiligheidscultuur. Dat is belangrijk, want door de krappe arbeidsmarkt en de hoge werkdruk ervaren medewerkers vaak dat ze niet meer op een veilige manier zorg kunnen verlenen. Het is een reden waarom mensen afhaken. We moeten daaraan werken.

Ook hier zijn data belangrijk, bijvoorbeeld om vroegtijdig risico's te signaleren. Denk aan de uitwisseling van gegevens over geneesmiddelen die een patiënt gebruikt. Als die informatie gedeeld wordt, is de kans groter dat we medicatiefouten kunnen voorkomen. Zeker als we ook signalering inbouwen in elektronische patiëntendossiers. Met artificiële intelligentie kunnen we algoritmes maken die risico’s signaleren op basis van data. Daarin investeren is goed voor de patiënt en voor de betaalbaarheid van de gezondheidszorg.”

Ook in Vlaanderen gaan er weinig middelen naar preventie.

“Er is een actief preventiebeleid nodig. Hoe komt het dat dat er niet is? Heeft het met culturele of politieke factoren te maken? Overheerst het idee dat ieder verantwoordelijk is voor zichzelf en dat de overheid en zorgverleners zich daar niet in te moeien hebben? In hoeverre worden preventietaken opgepakt door huisartsen, in de geestelijke gezondheidszorg, door specialisten? In hoeverre wordt preventie gezien als deel van de job? En dan is er het terrein van het gezondheidszorgbeleid, dat vaak met andere sectoren overeen moet komen. Dan praat je bijvoorbeeld over een suikertaks. Of over een verbod op roken. Ook lokale besturen kunnen veel. Zij kunnen er bijvoorbeeld op toezien dat er geen snackbar naast de lagere school of de middelbare school komt. Kortom, er zijn heel veel maatregelen mogelijk, op alle niveaus. Vanuit economisch perspectief en vanuit gezondheidsperspectief is dat verstandig beleid. We moeten middelen en energie stoppen in het beheersen van gezondheidsrisico's, zonder daarin te paternalistisch te zijn.”

Is er een project of een onderzoek waar u in het bijzonder trots op bent, omdat het een serieuze impact heeft gehad op de gezondheidszorg?

“Ik ben de laatste twintig jaar veel bezig geweest met System Performance Assessment: het op een systematische manier weergeven van de prestaties van zorgsystemen. Het doet mij genoegen te zien dat dat nu als principe in een heleboel landen echt van de grond komt. De Europese Unie heeft het omarmd, maar bijvoorbeeld ook Sciensano en het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) in België. We proberen de prestaties van het systeem zichtbaar te maken voor beleidsmakers, maar ook voor burgers. Zo kunnen we beleid maken en prioriteiten stellen. Dat vind ik een belangrijke verworvenheid. Ik steek die pluim niet op mijn hoed, maar dat is wel het soort onderzoek waar ik al heel lang energie in stop en vanuit de OESO een aantal landen heb mogen begeleiden.”

Hoe wezenlijk is internationale samenwerking eigenlijk voor onze gezondheidszorg?

“Om te beginnen is het goed om je eigen prestaties te benchmarken met andere landen. Dat betekent niet dat je dingen zomaar moet overnemen, maar het helpt je wel te focussen. Waar kunnen we eventueel iets leren en wat kan ik toepassen in mijn systeem? Bovendien is Europa één economische markt, met een vrije uitwisseling van goederen en diensten. We zijn afhankelijk van elkaar. Dat heeft covid nog maar eens getoond. Denk aan de beschikbaarheid van geneesmiddelen. En er is ook de arbeidsmarkt, waar beweging in zit. Rijkere landen zuigen arbeidskrachten uit armere landen naar zich toe. We dragen daar allemaal een verantwoordelijkheid. Het ene land mag zijn tekorten op de arbeidsmarkt niet oplossen ten koste van een ander land dat daardoor nog grotere problemen krijgt.”

“Met artificiële intelligentie kunnen we algoritmes maken, die risico’s signaleren op basis van data. Daarin investeren is goed voor de patiënt en voor de betaalbaarheid van de gezondheidszorg”

De geestelijke gezondheidszorg is echt een thema op dit ogenblik in Vlaanderen. Het was zelfs een bescheiden politiek thema bij de verkiezingen, zeker bij jongeren. Is dat een internationale trend?

“Dat is een generiek probleem in Europa, blijkt uit de laatste OESO rapporten. De mentale weerbaarheid, met name bij jongeren, staat onder druk. Over de oorzaken bestaat nog geen eenduidigheid. Covid speelde allicht een rol, maar de stijgende trend was daarvóór al ingezet. In welke mate speelt schermgebruik een rol? Feit is dat jongeren - ook in Nederland - aangeven zich minder gezond te voelen dan vijf jaar geleden. En een groot deel daarvan heeft te maken met het mentale. Er is een sociale component, maar ook de ervaren werkdruk en prestatiedruk spelen mee. De capaciteit aan laagdrempelige GGZ voorzieningen is te beperkt. Het aanbod is te zeer gericht op de zwaardere psychische problematieken. Ik heb niet de oplossing klaar, maar ik zie dat de meeste landen in Europa hiermee worstelen.”

Niek Klazinga
  
Moeten we niet in de eerste plaats meer inzetten op het voorkomen van die mentale problemen?

“Je kunt niet naast de wachtlijsten en de beperkte capaciteit kijken, maar op de langere termijn moet je de oorzaken aanpakken. Eerst moeten we die oorzaken helder hebben. Gaan we mobieltjes in de klas verbieden? Is dat een evidence based maatregel? In elk geval moeten we proberen de sociale interactie te bevorderen om te voorkomen dat jongeren zich helemaal terugtrekken in een eigen virtuele wereld. Covid zal hier geen deugd aan gedaan hebben: minder sociale relaties, minder vrienden opzoeken, niet naar buiten mogen, de school vaak dicht ... Er spelen allicht veel factoren.”

Een ander actueel thema is de vergrijzing. De verwachtingen van mensen over wonen en leven op hoge leeftijd zijn sterk aan het evolueren. Hoe ziet u die evolutie?

“Het goede nieuws is dat veel ouderen tot op vrij hoge leeftijd redelijk gezond blijven. De gezonde levensverwachting is toegenomen. Maar boven de 85 jaar stijgt het aantal gezondheidsklachten en zorgbehoeften. Mensen worden minder mobiel en botsen op meer beperkingen. Hoe willen we dan wonen? Rond de eeuwwisseling zijn we in Nederland verpleeghuizen gaan afbouwen. Maar de woningbouw is vooral op gezinswoningen gericht. Daarom zetten we nu in op woningen aangepast voor ouderen, met technologie en communicatiemogelijkheden, waar mensen op zichzelf, maar toch ook in een gemeenschap kunnen wonen. Ik zie die trend sterker worden, ook in andere landen.”

De financiering van de gezondheidszorg staat onder druk. Hoe kan je die financiering duurzaam waarborgen in een moeilijke economische context?

“Ik heb de financiële druk nog niet zelf vernoemd, omdat ik denk dat het arbeidsmarktprobleem op dit moment veel groter is. Toch zijn de kosten natuurlijk een punt. Zolang er sprake is van economische groei kun je die redelijk onder controle houden. Vanaf de oliecrisis tot 2008 hebben we een periode gehad van economische groei, waardoor we de stijging van de gezondheidszorgkosten konden opvangen. Daarna werd dat spannender. Tijdens covid hebben we veel geld uitgegeven om de zaak draaiende te houden. De economie groeit vandaag nog altijd, ze krimpt niet. Maar we moeten strakker kijken: wat willen we en wat kunnen we nog aan zorg spenderen de komende jaren? Die druk zal zeker toenemen. Er is maatschappelijke solidariteit nodig. Wat financieren we collectief? En hoe optimaliseren we de middelen die er zijn? Ik hoop dat we niet de kaasschaaf hanteren als er bespaard moet worden. Dat zou nefast zijn voor de kwaliteit en de problemen alleen groter maken. We moeten de moed hebben om keuzes te maken: dit doen we wel nog, dit niet meer. Maar prioriteit één blijft voor mij ervoor zorgen dat we voldoende arbeidskrachten hebben.”

Ziet u de toekomst positief tegemoet?

“Ik ben een optimist. Maar je mag niet blind optimistisch zijn. Ik laat me graag sturen door data. En dat zie ik ook als mijn rol als onderzoeker: de nodige gegevens aandragen die beleidsmakers helpen om verstandige beslissingen te nemen. De OESO telt vandaag 38 lidstaten en plaatst alles in een logica van economische samenwerking en ontwikkeling. Ook de ontwikkeling van de gezondheidszorg zien we in dat kader. Ik denk dat we nog veel kunnen leren van elkaar. Want voor een groot deel kampen alle landen met dezelfde uitdagingen.”

De OESO focust op de langere termijn, maar de politiek neemt vaak beslissingen met het oog op de korte termijn. Frustreert dat niet?

“Bij de OESO kijken we eerst naar de lange termijn en vanuit de lange termijn naar de korte termijn. Op die manier geven we dus ook adviezen voor de korte termijn. Overheden consulteren de OESO en vragen ons om onderzoek te doen. Ook België. Natuurlijk zijn er momenten dat je het lastig vindt wat er dan uiteindelijk met die onderzoeken gebeurt, maar dat is de realiteit van het politieke systeem. En ik ben blij dat we democratische systemen hebben, dat er verkiezingen plaatsvinden en dat er nieuwe partijen komen. Het is alleen zaak om ideeën zo goed mogelijk van feiten te voorzien. En geïnformeerd besluiten te nemen.

Tekst: Filip Decruynaere

Reactie toevoegen

De inhoud van dit veld is privé en zal niet openbaar worden gemaakt.