kamer in wzc
14/03/2024
Financiering Woonzorg

Rekenhof publiceert onderzoek naar de financies, financiële stromen en inzet zorgpersoneel van de Vlaamse woonzorgcentra

Het Rekenhof onderzocht op vraag van het Vlaams Parlement de financiële situatie van de woonzorgcentra en de inzet van zorgpersoneel. De Vlaamse woonzorgcentra kunnen tot drie sectoren behoren: de private non-profitsector, de private profitsector of de publieke sector. De eigendomsstructuren zijn zeer verschillend naargelang de sector: in de profitsector zijn er bijna geen wzc’s zelf eigenaar van het vastgoed (en is er meestal een vastgoedpartner), in de non profitsector en de publieke sector zijn de wzc’s dikwijls wel eigenaar. Door het ontbreken van een sectorspecifieke boekhouding en rapportering zijn de financiële cijfers moeilijk vergelijkbaar. De inzet van zorgpersoneel is verschillend: de publieke sector zet het meeste personeel in met gemiddeld 13,9 VTE per 30 bewoners, tegenover gemiddeld 13,2 VTE in de non-profitsector en 11,8 VTE in de profitsector.

Situering

Omdat de sector van de wzc’s zeer divers is, heeft het Rekenhof voor zijn analyses de wzc’s ingedeeld in negen types. De publieke sector bestaat uit wzc’s van OCMW’s, welzijnsverenigingen met alleen wzc’s en gemengde welzijnsverenigingen. De private nonprofitsector is ingedeeld in stand-alones non-profit, netwerk wzc’s (meer dan twee wzc’s) en gemengde groepen. De private profitsector ten slotte omvat stand-alones profit, nationale groepen (diverse wzc’s met een Belgische moedermaatschappij) en internationale groepen (diverse wzc’s met een moedermaatschappij in het buitenland). De gemengde types in de publieke en de private non-profitsector voeren naast ouderenzorg ook andere activiteiten uit (zoals kinderopvang, ziekenhuizen).

Financiële analyse

Het Rekenhof analyseerde de rekeningen van de inrichtende machten van de wzc’s over de boekjaren 2019-2022. Het aandeel van de vaste activa in het balanstotaal ligt in de profitsector opmerkelijk lager dan in de andere sectoren omdat zij zelden eigenaar zijn van het vastgoed. Ook het aandeel van het eigen vermogen ligt daar aanzienlijk lager, bij de internationale groepen is dat aandeel gemiddeld gezien zelfs negatief. Belangrijke opbrengstposten zijn de dagprijzen (betaald door de bewoners), de basistegemoetkoming zorg en infrastructuursubsidies. De gewogen gemiddelde dagprijzen zijn het hoogst bij de internationale en nationale groepen van de profitsector. De basistegemoetkoming zorg daarentegen is het laagst in de profitsector. Dat kan verklaard worden door de lagere gemiddelde zorgzwaarte en de lagere inzet van zorgpersoneel. De werkingskosten liggen hoger bij nationale en internationale groepen in de profitsector (dat heeft o.a. te maken met huurgelden, vermits de wzc’s meestal geen eigenaar zijn) en bij welzijnsverenigingen (dat heeft soms te maken met de doorrekening van de kost van personeel dat wordt gedetacheerd vanuit het OCMW).

De resultaten van de meeste types wzc’s evolueerden vooral in 2021 en 2022 negatief. In 2022 had meer dan 50% van de inrichtende machten per type een slechter resultaat dan in 2021, met uitzondering van de nationale groepen. Daarbij is het echter belangrijk om rekening te houden met de groepsstructuur van de diverse inrichtende machten. Een slechte ratio op het niveau van de individuele inrichtende macht is mogelijk niet problematisch als de inrichtende macht behoort tot een gezonde groep of financieel gesteund wordt door een gemeente of OCMW.

De vastgestelde verschillen zijn niet altijd duidelijk te verklaren omdat de cijfers van de verschillende types van woonzorgcentra moeilijk te vergelijken zijn. De wzc’s hanteren verschillende soorten van jaarrekeningen (de jaarrekeningen van de publieke sector verschillen van deze van de private sector, binnen de private sector zijn er ook jaarrekeningen met verkort schema die minder detail bevatten). Daarnaast zijn er verschillen in aanrekeningsregels. Ten slotte zijn de cijfers, voornamelijk bij de gemengde groepen en OCMW’s, vertekend door andere activiteiten dan de woonzorgactiviteit. Het Rekenhof beveelt aan om, in het (lopende) project sectorspecifieke boekhouding in de ouderenzorg, oplossingen te zoeken voor deze beperkingen. Om een duidelijk zicht te krijgen op de groepsstructuren van de wzc’s is het ook wenselijk om een administratief basisdossier uit te werken met volledige, betrouwbare en up-to-date informatie over de inrichtende machten en hun verbonden entiteiten.

Inzet van zorgpersoneel

Wat betreft de inzet van zorgpersoneel, berekende het Rekenhof dat er 33.752 VTE in de wzc’s werkten tijdens de periode 1 juli 2021 tot 30 juni 2022. Dit betreft enkel het personeel dat de Vlaamse overheid subsidieert. Ongeveer de helft ervan bestaat uit zorgkundigen, een derde uit verpleegkundigen en een tiende uit reactiveringspersoneel (bv. kinesitherapeuten). In verhouding tot het aantal bewoners komt dat neer op gemiddeld 13 VTE personeelsinzet per 30 bewoners. De publieke sector zet het meeste personeel in met gemiddeld 13,9 VTE per 30 bewoners, tegenover gemiddeld 13,2 VTE in de non-profitsector en 11,8 VTE in de profitsector. Elke sector voldoet daarmee aan de door de Vlaamse overheid opgelegde personeelsnorm. Als rekening wordt gehouden met het aantal bewoners, de zorgzwaarte van de bewoners en de dagprijs van de wzc’s, blijven er verschillen in de personeelsinzet tussen de drie sectoren bestaan.

Reactie Zorgnet-Icuro

Margot Cloet: “Zorgnet-Icuro is blij met deze onafhankelijke studie die de financiële stromen en de personeelsinzet van de verschillende rechtsvormen van woonzorgcentra in kaart brengt. Voor het publiek zijn de verschillen in die rechtsvormen niet altijd even duidelijk. Het Rekenhof biedt hiermee inzicht in de complexiteit van wat er allemaal komt kijken bij de uitbating van een woonzorgcentrum. De studie legt terecht een aantal pijnpunten bloot: het is momenteel niet mogelijk om echt de vergelijking te maken tussen de verschillende rechtsvormen. De gegevens kunnen immers niet worden vergeleken omdat er tot nu geen uniform boekhoudkundig plan opgelegd is. Zorgnet-Icuro pleit al jaren voor het verplicht maken van zo’n plan. Om goed te kunnen vergelijken moet je kennis hebben op alle met een woonzorgcentrum verbonden en onderliggende entiteiten.”

Het volledige rapport van het Rekenhof kan je hier raadplegen